|
||||||||
|
De Italiaanse band Quintorigo werd in 1996 opgericht door John de Leo die de groep in 2005 verliet. Ze maken muziek in verschillende genres, niet alleen jazz, maar ook reggae en rock. In 2008 maakte ze al een eerste eerbetoon aan Mingus, in 2012 een aan Jimi Hendrix en in 2015 een aan Zappa, een veelzijdig gezelschap dus. Dit is voor zover ik kon nagaan hun 12de album, daarnaast hebben ze nog diverse singles, e.p’s en 2 verzamel albums uitgebracht. Ze waren voor mij totaal onbekend maar gezien de kwaliteit van dit album ga ik zeker op zoek naar hun oudere werk. De groep die hier is te horen bestaat uit: Valentino Bianchi (tenorsax), Mauro Ottolini (trombone), Andrea Costa (viool), Gionata Costa (cello), Stefano Ricci (contrabas), Simone Vavina (drums), Alessio Velliscig (vocals). Wat onmiddellijk opvalt is natuurlijk de aanwezigheid van viool en cello, instrumenten die vooral gekend zijn in de klassieke muziek, maar ze zijn ook steeds vaker te horen in jazzgroepen. Hier is het prima op zijn plaats in de kenmerkende muziek van Mingus. Voor de kenner van de muziek van Mingus is het allemaal gesneden koek, maar het blijft leuk om te horen hoe de Italianen zijn muziek vertolken. Het album begint met een echte knaller “Haitian Fight Song” dat verscheen op The Clown van Mingus, het origineel swingt de pan uit en ook hier is het een groot feest, opvallend hoe goed de gestreken cello past in het ruige muziekbeeld, top. “Pussy Cat Dues” krijgt een humorvolle uitvoering met katachtige geluiden en een hoofdrol voor Ottolini die zijn trombone laat schallen en kwaken, pure feestmuziek. In “Devil Woman” is voor het eerst zanger Alessio Velliscig te horen, het is een pure blues die voor het eerst verscheen op Oh Yeah uit 1962, Alessio zet een overtuigende versie neer en wederom is het genieten van de cello. Mingus aanklacht tegen de V.S. in de vorm van “Free Cell Block F. (uck) Tis Nazi U.S.A. “, helaas geen vocale bijdrage zoals die van saxofonist George Adams tijdens het optreden in Montreux in 1975. “Canon” van Mingus Moves krijgt ook en spetterende uitvoering met een uitblinkende Bianci op zijn tenor en een gierende vioolsolo van Costa. Met “Devil Blues” duiken we weer de blues in met gedreven vocals van Alessio, minstens zo goed als de versie van George Adams die de originele tekst schreef en zong bij Mingus. De enige misser is “Duke Ellington’s Sound of Love” en dat komt vooral door de temerige zang van Alessio, hij is duidelijk geen crooner, overigens had het origineel van Mingus geen zang en dat was hier ook zeker beter geweest. “So Long Eric” , het eerbetoon aan de geweldenaar Eric Dolphy die deel uitmaakte van de Mingus groep en veel te voortijdig overleed tijdens zijn optredens in Europa is exact wat de titel beduidt, een alsnog perfecte reminiscentie aan de ten onrechte al te lang onderschatte betekenis van Eric Dolphy in de jazz geschiedenis, hij hoort absoluut in de rij Parker, Coltrane, Davis, Ellington, Rollins, Mingus en Monk en nog zovelen die daar ook bij kunnen staan. “Sue’s Changes” een van de meesterwerken van Mingus krijgt hier een fantastisch uitgevoerde versie met alle drive en energie die Mingus ook wist op te wekken met zijn companenen, deze muzikanten bijten zich vast in het thema en maken er een waar feest van. De humor is daar met de enthousiaste uitvoering van “Eat That Chicken”, een feestnummer waarin Mingus indertijd teruggreep op de oudere jazzvormen. Het album wordt afgesloten met een bijna klassiek aandoende versie van het gevoelvolle “Self Portrait in Three Colors” met een kleinere bezetting en veel strijk werk van cello en viool, een uiterst sfeervolle afsluiter van een bijzonder geslaagd album van dit in mij oren superieure gezelschap ! Jan van Leersum
|